maandag 13 juli 2009

De afdeling contraspionage

De man kwam zonder te kloppen mijn kamer binnen, nam plaats in de stoel die voor mijn bureau stond, en legde een dik pak papier op mijn bureau. Ik had geen afspraken in mijn agenda staan, dus van een vergeten afspraak kon geen sprake zijn. Ik keek niet op van mijn laptop, de loonkostenbegroting trok al mijn aandacht. De man, op leeftijd, bleef onrustig zitten draaien op zijn stoel, zodat ik mij maar instelde op een andere middag. Na de laatste check van de begroting en het opslaan van de spreadsheet, kijk ik de man vragend aan.

'Ik heb het allemaal uitgedacht!' zei hij met inspannende grijns op zijn gezicht. 'Jullie zijn er allemaal op uit om mij het leven kapot te maken en mij uit de zaak te werken! Ik bewijs, ik heb bewijs', riep hij zonder enige reactie te verwachten. 'Ik houd sinds ik hier werk alles, maar dan ook alles bij! De werktijden, de pauzes, wie waar parkeert op de parkeerplaats, hoe laat iemand binnenkomt en vertrekt, hoe de vrachtwagens geladen en gelost worden.' Hij nam de tijd om even een hap lucht te nemen.

'Ik weet wie hier eigenlijk aan de touwtjes trekt. Ik weet hoe alles betaald wordt en waar dat vandaan komt. Ik heb een dossier van een meter dik. Alles netjes opgeslagen en geordend, dus probeer mij niet wijs te maken!'

Ik keek hem geïnteresseerd aan en wilde mijn openen om een antwoord te geven, toen hij zijn aanklacht vervolgde.

'Als mij iets overkomt, dan heb ik mensen geïnstrueerd om dit dossier bij de hoogste autoriteiten voor te leggen. Niets zal dan verborgen blijven!' Hij keek mij triomfantelijk aan. Een blik in zijn ogen waaruit je verwachting kon opmaken: hij verwachte een afkeurende of ontkennende reactie. Een reactie waardoor hij weer kon exploderen en verder zou kunnen gaan met zijn litanie.


Ik bleef hem wederom aankijken en hield mijn mond. Hij vervolgde zijn grote opsomming van achterdocht.


'Ik weet inmiddels dat jullie mij afluisteren. Ik zie de knopjes aan de muur. En, en er zit een camera in de plafondlamp verborgen. Ik weet het zeker!. Ik zag die facilitaire man, die verdachte kerel met zijn blauwe stofjas, iets te vaak rondhangen bij mijn bureau! Probeer mij niet voor de gek te houden! Ik weet alles.' De kleur op zijn wangen werd weer een slag roder. Hij keek mij weer vragend aan en verwachtte ontkenning, een weerwoord, een kritische opmerking, of, nog beter, een scherpe woordenwisseling. In ieder geval iets dat de door hem beschreven situatie zou verzachten.


Hij rommelde wat in zijn stapel pak papier om mijn bureau, trok er een stuk papier uit waarop hij een plattegrond had getekend en met een rode pen wat aantekeningen op had gemaakt. Hij pakte een potlood uit mijn pennenbak en ging verder met zijn verhaal.


'Ik heb het allemaal eens uitgetekend zodat je ziet wat er hier allemaal gebeurt,' zei hij terwijl hij mijn potlood als aanwijsstok gebruikte. 'In deze vier hoeken hebben jullie microfoons opgehangen. Hier in de plantenbak, in de watercooler en daar in de plafondlamp zitten camera's verborgen. Die facilitaire man van jullie is een geheime informant die op gezette tijden controleert wat ik aan het doen ben.' Hij wees op het lijstje met rode letters.


'Ik heb de tijden bijgehouden dat hij langs kwam. Op maandag kwam hij, onder de dekmantel van het bijvullen van het papier van de kopieermachine. Op dinsdag om het oud papier op te halen, op woensdag en donderdag zie ik hem langslopen met een koffiekar en op vrijdag is hij vrij, of brengt hij rapport uit bij jullie.'


'Meneer Toogsma,' zei bedachtzaam, 'ik zie dat u wederom een grote ontdekking heeft gedaan. Hieruit blijkt maar weer eens dat er nog steeds sprake is van een complot. Wat ik mij afvraag is, en dat zult u begrijpen, wat u op dit moment doet aan contraspionage. Ik kan mij voorstellen dat u net als in de spionagewereld van de CIA en AIVD contramaatregelen neemt.'


'Uiteraard jongeman,' zei de heer Toogsma opgetogen omdat eindelijk iemand luisterde en met hem meedacht. 'Ik heb maatregelen genomen om spionnen te ontmaskeren. Zo schrijf ik al mijn berichten in een codetaal die niemand begrijpt, en loop nooit tweemaal dezelfde route.' De heer Toogsma weidde uitvoerig uit over alle maatregelen die hij genomen had om te ontkomen aan zijn onzichtbare maar alom aanwezige belagers. Opgelucht dat hij zijn verhaal kon delen, vertrouwde hij mij toe dat blij was dat ik hoofd van afdeling contraspionage was geworden. Die vorige die was niet te vertrouwen geweest.


Na een uur kwam mijn baas -de huidige eigenaar van het familiebedrijf- mijn kantoor binnen. 'O, hier zit je. Kom mee pa, we gaan weer terug naar het verzorgingstehuis. Het is tijd voor een neut.' Mijn baas -de jonge Toogsma- nam zijn vader bij de arm, en samen liepen ze mijn kantoor uit.



'Dag meneer Toogsma,' zei ik uiteraard bloedserieus, 'tot volgende week.'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten