zondag 27 december 2009

Het nuislog ex post facto kerstverhaal

Een ruimhartige kilte diende een niet aflatende prikkel toe aan zijn opgewarmde gedachten. Zonder om te kijken liep de man door de verlaten straten. Hij was op zoek. Op zoek naar een nieuw begrip van wenselijkheid. Een greep op de werkelijkheid. Een zieltogend verlangen naar aanwezigheid en, bovenal, een grip op zijn eigen versteende herinnering. Het was een ets van herinnering die hij nooit meer kwijt zou raken, nooit meer zou kunnen vergeten, en zeker nooit zou willen delen met wie dan ook.
Op de hoek van de besneeuwde straat lag een kleine pop. Waarschijnlijk achtergelaten door een kind dat zich nu ergens aan een overvoerde kerstmaaltijd zat op te winden omdat er weer geen playstation onder de kerstboom lag. Hij schopte tegen de pop die met fladderende armen wegvloog en achter een berg sneeuw verdween. Niemand begreep hem, en hij wilde niemand begrijpen. Net als verleden jaar was hij er weer in geslaagd om zich volledig verdoofd door de aanloop naar de kerstdagen heen te slaan. Maar het ergste nieuws was vandaag gekomen. Op kerstavond.

De man was gaan zitten op de enige bank in het kleine park dat de zee van woonblokken doorkliefde met akelig kale, en evenzeer besneeuwde boomtoppen. In de zomer was dit kleine parkje een baken van groen verzet tegen het urbane betongrijs van de stad. Langzaam reed een politiewagen dichterbij. Kleine vlokjes sneeuw groepeerden zich rondom de kraag en mouwen van de man.
'Ik denk dat u nu beter naar huis kunt gaan,' zei de agent. De agent die hem had aangesproken had het raampje van de politiewagen vier centimeter geopend zodat hij enigszins verstaanbaar zijn oproep kon doen. Uit de auto stroomde de bedompte lucht van sigarettenrook gemengd met de welige melange van oploskoffie. 'Het gaat heftig vriezen en er komt een zware sneeuwbui aan. Als u geen huis hebt, kunt u nog naar de daklozenopvang op de Teloorstraat. Die zijn open tot tien uur vanavond geloof ik, en er is eten. ..Ofzo.'
De man hoorde de zorgzame woorden van de agent maar was niet geïnteresseerd in de boodschap. De agent haalde zijn schouders op, draaide zijn raampje dicht en stak een nieuwe sigaret op. De politiewagen vertrok.

De kleine vlokjes sneeuw vormden de ijzige prelude van de beloofde sneeuwbui. Wat als incidenteel gegroepeerde vlokjes sneeuw begon, veranderde langzaam in een groter samenstel van in elkaar vastvriezende delen sneeuw. De jas en schoenen van de man waren binnen drie minuten bedekt met een aanzwellende en niet aflatende laag sneeuw.

Op de hoek van de straat tegenover het kleine park stak een grijzige man met een lucifer een pijp aan. Zijn ruime grijze jas verhulde een gezet lichaam. Een witte baard complementeerde zijn getekend gezicht. Nadat hij zijn pijp met grote halen had aangestoken, doofde hij de lucifer door hem theatraal heen en weer te wapperen en vervolgens tussen duim en middelvinger te klemmen en weg te schieten. Hij stak de straat over, ging op het bankje naast de man zitten en haalde een kleine flacon uit de binnenzak van zijn grijze jas.
'Dit is wat jij nodig hebt maat,' zei de baardman met de stem van iemand die al wat inhoud uit de flacon genoten had. 'Het is geen schande. De hele stad is in mineur, en zelfs ik kom nergens meer binnen dus ik heb mijn bedrijfskleding maar opgeborgen en de beesten op stal gezet.'

De man schudde de sneeuw van zijn hoofd en kraag en nam een stevige nip uit de flacon van de baardman.
'Maar, het is dus echt niet gelukt en de hele stad is in mineur?' vroeg de man terwijl hij nogmaals een stevige slok nam uit de flacon.
'Ja, helaas. Dit jaar moeten we het zonder stellen. We zijn aan onszelf overgeleverd. Stuurloos. Geen richting en geen visie.'
'Maar hoe heeft dit kunnen gebeuren? Waarom zijn ze er niet in geslaagd? Wie heeft gefaald?' vroeg de man met een hese stem terwijl hij sneeuw van zijn schouders schudde en omhoog keek in het kale licht van de natriumstraatverlichting. Het schijnsel verdiepte de groeven in zijn bleek gezicht en verfletste zijn toch al vale huidskleur. Zelfs de inhoud van de flacon van de baardman veranderde daar niets aan.
'Kijk,' vervolgde baardman, 'je moet het niet zo zwaar zien. Volgens jaar komt het vast wel weer goed. Ondertussen heb ik grotere problemen. Ik zit met een paar ton aan crappy cadeaus in die kar die ik niet kwijt kan omdat iedereen van slag is en geen feest wil vieren vanavond, maar die ik zeker niet mee terug wil nemen naar het noorden. En daarnaast heb ik ook nog een paar verzuurde rendieren die te weinig uren hebben gedraaid.' De baardman haalde zijn verweerde hand door zijn grijze baard, nam een flinke teug en stopte de flacon in zijn binnenzak, stond op en rekte zich uit. 'De mazzel. Ik ga ervandoor. Volgend jaar weer een nieuwe kans. En wie weet, wie weet zorgt nuislog dan wel voor een nieuw roemwoord want dit is echt waardeloos.' Baardman verdween uit het licht. De echo van zijn waggelende voetstappen werd gedempt door vallende sneeuwvlokken en het gerinkel van een weggegooide flacon.

De man stond ook op van de bank, schudde de sneeuw van zich af en liep naar zijn fiets. 'Die eikels van nuislog moeten dit volgend jaar echt beter regelen, anders zoeken zij het maar uit,' mompelde hij toen hij zijn fiets van het slot haalde. Hij fietste weg in de nacht.

In de verte klonk het kenmerkende geschuifel en gebel van een slee met een beschonken bestuurder.

2 opmerkingen: